Chantal Janzen vertelt in haar &C magazine vorig jaar een horrorvakantie te hebben beleefd. Een vakantie die ook de nodige financiële gevolgen had voor haar.
Volgens Janzen hadden ze gelijk al geen lekkere binnenkomer toen ze de schoonmaakster nog zagen. “Na drie stappen in het huis begreep ik waarom ze er was: ze moest nog schoonmaken. Nee dus. Ze had juist schoongemaakt, zei ze. Wonderlijk, want in elke hoek zaten spinnenwebben en de zolen van mijn sneakers bleven tijdens de rondleiding verdacht vaak aan de vloer kleven.”
En dat was niet het enige. “Toen we boven kwamen, ging ik bijna over mijn nek door de stank. Het leek een combinatie van zure kwark en dode rat. Dus toen ze een kamer uitliep, keek ik vlug onder een van de kinderbedden. Ik schrok me kapot. Ik dacht dat er een nest kittens onder lag, maar het bleken immense stofwolken te zijn. Onder het andere bed lagen lege ballonnen, ondefinieerbaar voedsel en een dozijn halfvergane insecten. Van de rand van de wastafel drupte een kleverige, bruine substantie zachtjes op de badkamervloer.”
Er werden geen halve maatregelen getroffen. “Dus die avond checkten we, inmiddels met z’n zevenen, in in het enige hotel in de buurt. Een belachelijk chic en belachelijk duur hotel. Dat we aan het sparen waren voor de verbouwing en dat we dat geld nu moesten uitgeven aan een hotel, negeerde ik maar even. Want het was wel schoon.”
“Ik overweeg om dit jaar een stofzuiger mee te nemen op vakantie. En een swiffer. En allesreiniger. En honderd duizenddingendoekjes. Dit gebeurt me nóóit meer”, zo tekent Janzen op. Ze lijkt haar lesje dus geleerd te hebben.